Het succesvol oud worden van een nieuw aangeplante boom, heeft alles te maken met de kwaliteit van de beschikbare ruimte, zowel bovengronds als ondergronds. Hiervoor kijken we best naar hoe een boom in zijn natuurlijke omgeving (het bos) overleeft, en hoe we kunnen streven naar gelijkaardige groeiomstandigheden in onze steden, parken en tuinen.

Bodem: een lucht -en voedingsrijke bodem is cruciaal. Aan de hand van een nader bodemonderzoek, komen we te weten uit wat voor lagen de grond bestaat, wat de waterdoorlaatbaarheid ervan is en of er eventuele ‘storende’ lagen zijn. Wanneer we de besluiten uit dit onderzoek naast de eisen van de te planten boom leggen, kunnen gefundeerde keuzes worden gemaakt.

Ruimte bovengronds: bij het kiezen van een boom dient er rekening worden gehouden worden met de grootte en vorm van de volgroeide kroon. Zo voorkomen we dat in een latere levensfase zware ingrepen dienen te gebeuren, die mogelijks leiden tot aantastingen die de boom verzwakken.

Ruimte ondergronds: Wat vaak over het hoofd wordt gezien is dat de gezondheid van de kruin, een weerspiegeling is van wat er zich onder de grond afspeelt. Wortels zorgen niet alleen voor de stevigheid van de boom, maar ook voor de opname van zuurstof, water en mineralen. Daarom is het van belang om ook ondergronds de boom van genoeg ruimte te voorzien. Wanneer in stedelijke omgevingen omgevingswerken voorzien zijn, kunnen wortelkanalen onder de verharding worden gecreëerd zodat het wortelstelsel optimaal kan groeien.

Ruimte rondom de boom: in een bos wordt de bodem rondom de boom constant gevoed met organisch materiaal door afvallende bladeren en takken. Bij het verteringsproces ervan komen de aanwezige mineralen weer in de bodem, waarna de boom ze weer kan opnemen via zijn wortels. Na het aanplanten van een boom voorzien we daarom een perimeter, evt afgesloten, waar we een mulch laag aanleggen. Dit is van groot belang bij het vasthouden van water en vermijdt dat zware machines zoals bv een zitmaaier de grond verdichten.